weg
- Geluid: weg (hulp, bestand)
- IPA: / wɛx / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ʋɛχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /β̞ɛx/
- weg
- A erfwoord via Middelnederlands wech van Oudnederlands weg
- B van Middelnederlands wegge, in de betekenis van ‘broodje’ aangetroffen vanaf 1360 [6] [7] [8] [3]
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | weg | wegen |
verkleinwoord | weggetje wegje |
weggetjes |
[A] de weg m
- (verkeer) smalle strook grond voor het verkeer
- Je mag enkel op de weg rijden, niet op het fietspad!
- ▸ Vooral de secundaire informatie van Guthook was voor mij van groot belang. Alle relevante informatie over de trail werd aangegeven, zoals geschikte slaapplaatsen, wegen, dorpen en alle waterbronnen.[9]
- route van een vertrekpunt naar een bestemming
- Ik zoek de kortste weg naar Amsterdam.
- (figuurlijk) middel om iets te bereiken
- ▸ Ik zie geen weg om onder de druk van oordeel en straf uit te komen.[10]
- Op weg gaan
Aan een reis of proces beginnen
- • Ik pomp nog even de banden op voordat we op weg gaan.
- • Met een nieuwe eigenaar gaat het bedrijf op weg naar een betere toekomst.
- Op weg zijn
Geleidelijk dichter bij het gestelde doel komen
- • Hij was al heel aardig op weg met het schrijven van zijn nieuwe roman.
- ∗ Het geslaagde Italiaanse offensief, de Engelsen in Doornik, de Amerikanen in Chátillon... het was duidelijk dat ze op de goede weg zaten.[11]
|
|
1. smalle strook grond voor het verkeer
aan de weg timmeren
|
zijn weg vinden
|
[A] weg
- verwijderd van de huidige plaats
- Hij liep van huis weg.
- ▸ Een halfjaar weg van mijn gezin vond men wel erg lang.[9]
- kwijt, onvindbaar
- Het kan toch niet zomaar weg zijn?
- een voortgang uitdrukkend
- Het ging fout, want hij deed het allemaal in het wilde weg.
- [1] ik ben ermee weg
- [1] ik ben weg
- [3] snel weg zijn met
- Voor de vuist weg
(spreken): spontaan, zonder voorbereiding
- [1] weg en weer
- Weg zijn van
dwepen met
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weg | weggen |
verkleinwoord | weggetje | weggetjes |
- (voeding) brood dat naar de uiteinden toe in een punt toeloopt
- Het woord weg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weg" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[12] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ weg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 3,2 "weg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ weg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ weg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 9,0 9,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Wendt u naar Mij toe” (16 september 1982), De Waarheidsvriend
- ↑ Lemaitre, Pierre“Tot ziens daarboven” (2014), ISBN 9789401601931, p. 11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
weg