Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ton·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord betonweg betonwegen
verkleinwoord betonweggetje betonweggetjes

Zelfstandig naamwoord

de betonwegm

  1. een weg met een wegdek gemaakt van betonplaten
     Knetemann was achterop een geparkeerde auto gereden. Oud-renner Erik Stevens kent de details en gaat met Andere Tijden Sport terug naar de onheilsplek. "In die tijd was het hier nog kasseiweg en daar was betonweg. Iedereen moest terugschakelen. Dus iedereen keek omlaag naar zijn commandeurs (versnellingen, red.). Die zaten toen nog op de schuine buis. Toen hij terug omhoog keek, zat hij al in de wagen."[2]
     Onze weg liep ook langs de voormalige Duits-Duitse grens, dat was een indrukwekkende ervaring. Van de streng bewaakte grens is bijna niets meer zichtbaar, hoogstens wat grensstenen, een betonweg door het weiland, een enkele wachttoren.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Andere Tijden Sport: Gerrie Knetemann, de dood en de gladiolen” (Zondag 14 april 2019, 10:21), NOS
  3.   Weblink bron
    Hannah Kappes en Jan Schilling
    “Die Wende haalde alles overhoop” (Zaterdag 2 oktober 2010, 07:00), NOS