• weg·sta·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegstaken
staakte weg
weggestaakt
zwak -t volledig [A]

[A] wegstaken

  1. (economie) iets wat werknemers ongewenst vinden laten verdwijnen door op grote schaal het werk neer te leggen
     De hervormings- en bezuinigingsplannen van premier Juppé, door president Chirac op het oorlogspad gestuurd, waren de inleiding tot een poging Frankrijk alsnog binnen de gestelde tijdslimiet te doen kwalificeren voor deelname aan de EMU. Als de vakbonden erin waren geslaagd de plannen weg te staken, en Juppé erbij, waren de Franse deelname èn de EMU van de baan. Wegstaken lijkt er niet meer in te zitten.[1]

[B] wegstaken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van wegsteken
    • ...dat wij wegstaken. 
    • ...dat jullie wegstaken. 
    • ...dat zij wegstaken. 
     Waggelend, scharlaken, kwam hij overeind en zwaaide de trofeetros boven zijn hoofd, zich beurtelings naar de ene en naar de andere tribune kerend, vanwaar muntstukken en sieraden in het strijdperk geworpen werden, waar gebukte uniformen ze haastig opraapten en wegstaken.[2]
  1.   Weblink bron EMU onder druk in: De Volkskrant  , jrg. 74 nr. 21718 (16 december 1995), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 19 kol. 8
  2.   Weblink bron “Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving.”, 2e druk (1970), Van Gennep, Amsterdam, p. 264/265