• weg·reus
  • samenstelling van  weg zn  en  reus zn , de betekenis als verkeersterm heeft die als sportterm rond 1960 snel verdrongen
    • [1] waarbij "reus" benadrukt dat een vrachtauto veel groter en zwaarder is dan andere weggebruikers
    • [2] waarbij "reus" benadrukt dat prestaties veel groter zijn dan van andere deelnemers en "weg" de vergelijking met wedstrijden op wielerbanen aangeeft
enkelvoud meervoud
naamwoord wegreus wegreuzen
verkleinwoord - -

de wegreusm

  1. (verkeer) moderne vrachtauto
    • Om onduidelijke reden geraakte de chauffeur omstreeks 6.30u met zijn wegreus naast de baan en belandde hij in de gracht. De vrachtwagenchauffeur bleef ongedeerd, maar zijn vrachtwagen liep wat schade op. [1]
    • Dit is de wegreus "Octopus", een nieuw produkt van de Leylandfabrieken. Dit is een 24-tons wagen (met aanhangwagen: 32 ton) voor bijzonder wegvervoer. [2]
  2. (verouderd) (sport) (wielrennen) wielrenner die buitengewoon succesvol is in wedstrijden op gewone straten en wegen worden verreden
    • Wegreus gelauwerd op de stadionbaan [3]
    • Veel mensen hebben een hekel aan loslopende honden, maar zeker niemand zo erg als de Ronderenners, want als zo'n viervoeter het plotseling in zijn hondenkop krijgt om de weg over te steken, terwijl een wegreus passeert, kan dit tot de grootste ongelukken leiden. [4]
    • De stoere Brabander, van wien, in combinatie met den weg-reus Valentijn, veel werd verwacht, heeft het nog even geprobeerd, maar het ging niet en om kwart over vijven werd medegedeeld, dat Van Oers uit den strijd ging en Valentijn voorloopig alleen zou blijven rijden, wachtend natuurlijk op een eventueelen koppelgenoot, wanneer nog een collega zou werden geëlimineerd. [5]
43 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[6]