Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·ge·brui·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weggebruiker weggebruikers
verkleinwoord weggebruikertje weggebruikertjes

Zelfstandig naamwoord

de weggebruikerm

  1. (verkeer) iedereen die deelneemt aan het verkeer
    • Voetgangers zijn wel weggebruikers maar geen bestuurders. 
    • Weggebruikers worden verdeeld in verschillende categorieën. 
Synoniemen
  1. verkeersdeelnemer
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid