• weg·schen·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegschenken
schonk weg
weggeschonken
klasse 3 volledig

wegschenken [1]

  1. overgankelijk afstand doen van iets door het aan iemand te schenken, weggeven
    • Want dan heeft die mens alles weggeschonken wat maar mogelijk was. Hij heeft zichzelf aan de ander gegeven. En voortaan leeft er maar één ster, een die groter is dan alle andere, groter zelfs dan de sterren die ineens aan de hemel verschijnen.' [2] 


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 22