schenken
- schen·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schenken |
schonk |
geschonken |
klasse 3 | volledig |
schenken
- ditransitief overdragen van bezit aan iemand anders (zonder tegenprestatie)
- Zij schonken hem een stuk land.
- Hem werd een stuk land geschonken.
- Hij kreeg een stuk land geschonken.
- overgankelijk in een ander vat laten vloeien, overgieten
- De wijn werd in de glazen geschonken.
1. geven
|
|
2. overgieten
- Het woord schenken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schenken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schenken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schenken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be