Italiaans
ISO 639-3 |
---|
ita |
bestand |
- Ita·li·aans
enkelvoud | bezitsvorm | meervoud | |
---|---|---|---|
naamwoord | Italiaans | - | - |
verkleinwoord | - | - | - |
het Italiaans o
- geen meervoud (taal) Romaanse taal die wordt gesproken in Italië, San Marino, Vaticaanstad, Slovenië en Zwitserland
1. een Romaanse taal die wordt gesproken in Italië, San Marino, Vaticaanstad, Slovenië en Zwitserland
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Italiaans | Italiaanser | Italiaanst |
verbogen | Italiaanse | Italiaansere | Italiaanste |
partitief | Italiaans | Italiaansers | - |
Italiaans
- (demoniem) betreffende Italië of het Italiaans
- ▸ Eindelijk komt Vincenzo terug met een klein Italiaans vrouwtje, dat ons vriendelijk toeknikt.[1]
- ▸ Tijdens deze tochten kun je elke avond in een van de Italiaanse berghutten slapen met voortreffelijk Italiaans eten en met een keuze uit 25 lokale kazen voor in je lunchpakket.[2]
- ▸ Joy heeft eerst het hele dorp op stelten gezet met haar auditie en daarna werden we in de plaatselijke bar onthaald met een Italiaans feestmaal alsof Sharon Stone in de stad was.[1]
Demoniemen bij Italië in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Italiaan • inwoonster: Italiaanse • bijvoeglijk: Italiaans |
1. betreffende Italië of het Italiaans
|
|
- Het woord Italiaans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- 1 2 3 4 Marion Pauw e.a.“4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers