ISO 639-3
est
bestand
  • Es·tisch
  • Afgeleid van Est met het achtervoegsel -isch
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Estisch - -
verkleinwoord - - -

het Estischo

  1. geen meervoud (taal) taal die vooral wordt gesproken in Estland
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen Estisch Estischer
verbogen Estische Estischere
partitief Estisch Estischers -

Estisch

  1. (demoniem) gerelateerd aan of afkomstig uit Estland