Koreaans
Nederlands
ISO 639-3 |
---|
kor |
bestand |
Uitspraak
Woordafbreking
- Ko·re·aans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Koreaans | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Koreaans o
- (taal) een taal die in Korea gesproken wordt.
- Onze gids sprak gelukkig goed Koreaans.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een taal die in Korea gesproken wordt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Koreaans | Koreaanser | Koreaanst |
verbogen | Koreaanse | Koreaansere | Koreaanste |
partitief | Koreaans | Koreaansers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
Koreaans
- (demoniem) gerelateerd aan of afkomstig uit Korea
Verwante begrippen
Demoniemen bij Korea in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Koreaan • inwoonster: Koreaanse • bijvoeglijk: Koreaans |
Vertalingen
1.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord Koreaans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Afrikaans
Uitspraak
- IPA: /kuriˈjɑːns/
Zelfstandig naamwoord
Koreaans
Bijvoeglijk naamwoord
Koreaans