eigennaam
- ei·gen·naam
- In de betekenis van ‘individuele naam’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- samenstelling van eigen en naam [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eigennaam | eigennamen |
verkleinwoord | eigennaampje | eigennaampjes |
- (taalkunde) een naam waardoor men een mens, dier of ding zich van andere van dezelfde soort onderscheidt
- Omdat Rome een eigennaam is, wordt het met een hoofdletter geschreven.
1. een naam waardoor men een mens, dier of ding zich van andere van dezelfde soort onderscheidt
- Het woord eigennaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eigennaam" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "eigennaam" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ eigennaam op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be