Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·vloei·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegvloeien
vloeide weg
weggevloeid
zwak -d volledig

Werkwoord

wegvloeien [1]

  1. onovergankelijk naar een andere plaats vloeien
    • "Latijns-Amerika gebruikt Nederland voor wegvloeien geld" [2] 
    • Of het [in de industrie verdiende geld] vloeit weg naar buitenlandse hotelketens en vliegtuigmaatschappijen die in dit tropenparadijs de marktkraam uitstallen. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen