vloeien
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vloeien (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvlujə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈvlujə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈvlujə(n)/
Woordafbreking
- vloei·en
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands vloeyen, in de betekenis van ‘stromen’ aangetroffen vanaf 1240 [1] [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vloeien |
vloeide |
gevloeid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
vloeien
- ergatief zacht stromen
- De honing was uit de omgevallen pot gevloeid.
- inergatief (gezegd van papier) inkt opzuigen
- Het goedkope papier vloeit zo sterk dat je geen vulpen kan gebruiken.
- overgankelijk met vloeipapier droogmaken
- Hij vloeide voorzichtig het opstel dat hij met zijn kroontjespen geschreven had.
- ergatief (fysiologie) bloeden uit je vagina (bij menstruatie of door een aandoening)
- ▸ Eenmaal ongesteld had ik hier echt enorm last van, zelfs zoveel last dat ik elke maand ziek thuis in bed lag, ik vond het echt verschrikkelijk en had heel veel last van buikpijn, steken en heel erg vloeien.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. zacht stromen
Zelfstandig naamwoord
vloeien mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vloei
Gangbaarheid
- Het woord vloeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vloeien" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ vloeien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "vloeien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Aranka“EHBO: Eerste Hulp Bij Ongesteldheid” (14 oktober 2014) op byaranka.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be