• flow
enkelvoud meervoud
naamwoord flow flows
verkleinwoord - -

de flowv / m

  1. (muziek) (jazz) doorgaand ritme
    • Het duurde een paar nummers, maar toen de drummer eenmaal op gang kwam kreeg Baba Commandant de flow die essentieel is in afrobeat. [1]
  2. (muziek) (rap) woordritme, woordkeuze, intonatie en snelheid als samenhangend en doorlopend geheel
    • Snoop rapt met zijn vertrouwd achteloze flow. [2]
  3. (psychologie) mentale toestand waarin iemand helemaal opgaat in een bezigheid
    • Je lichaam maakt onder stress extra adrenaline aan, waardoor je in een flow raakt. Dat kan goed zijn voor je concentratie. [3]
     Ik hoorde dat hij niet ver was gekomen op zijn South Bound (SOBO) avontuur. Je kunt snel je flow en ritme verliezen als je van de trail afstapt.[4]
  4. reeks successen die het gevoel van onoverwinnelijkheid geven
    • Roger Federer verloor op de Australian Open kansloos van Novak Djokovic. De flow die de Zwitser ooit had lijkt doorbroken. [5]
vervoeging van
flowen

flow

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flowen
    • Ik flow. 
  2. gebiedende wijs van flowen
    • Flow! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flowen
    • Flow je? 
84 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[6]


vervoeging
onbepaalde wijs to  flow 
he/she/it  flows 
verleden tijd  flowed 
voltooid
deelwoord
 flowed 
onvoltooid
deelwoord
 flowing 
gebiedende wijs  flow 

flow

  1. vlieten, vloeien, stromen