• rond·weg

[A] rondweg

  1. zonder omwegen; zonder er doekjes om te winden
 
rondweg bij Rotterdam
enkelvoud meervoud
naamwoord rondweg rondwegen
verkleinwoord

[B] de rondwegm

  1. (verkeer) verharde route die verkeer rond een plaats leidt
    • Een deel van de N367, de oostelijke rondweg om Winschoten, is dinsdagochtend rond 07.00 uur weer opengesteld na een urenlange afsluiting wegens een brand. In de nacht lagen brandslangen over de weg die werden gebruikt bij de bestrijding van een brand op het industrieterrein aan de Kartonbaan, waar bij recyclingbedrijf Virol een berg met schroot in lichterlaaie stond.[2] 
    • De blikvanger komt pal langs de nieuwe rondweg Badhoevedorp. Corendon heeft het voormalig hoofdkantoor van Sony gekocht en verbouwt het nu tot viersterren hotel, zo schrijft het Leidsch Dagblad. [3] 
     Er was al een donkerbruin vermoeden in Bornerbroek, maar nu weten ze het zeker: de tracékeuze voor de rondweg om Zenderen is vooraf bekokstoofd.[4]
97 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 20 mrt. 2018 Rondweg Winschoten weer open na brand
  3. de Telegraaf 19 dec. 2017 747 in tuin hotel Badhoevedorp
  4.   Weblink bron
    Henk Bouwhuis
    “Explosief document sterkt vermoedens Bornerbroek: ‘Zie je wel, de rondweg om Zenderen is doorgestoken kaart’” (29-06-2022), Tubantia
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be