• an·to·niem
  • In de betekenis van ‘tegengesteld van betekenis’ voor het eerst aangetroffen in 1912.[1]
  • met het voorvoegsel anti- met het achtervoegsel -oniem; Leenwoord uit Frans antonyme.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord antoniem antoniemen
verkleinwoord antoniempje antoniempjes

antoniem

  1. het bezitten van een tegengestelde betekenis
    kan anders dan het zelfstandig naamwoord ook betrekking hebben op meer dan een woord, bijvoorbeeld een zin of zinsdeel.
54 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[3]