Nederlands

wegversperring door boze boeren
Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·ver·sper·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wegversperring wegversperringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wegversperringv

  1. iets wat wordt gebruikt om de doorgang op een weg te belemmeren
    • De omgevallen vrachtauto was een wegversperring die pas later op de dag kon worden weggenomen. 
    • De stakende boeren hadden een wegversperring gemaakt met melkbussen. 
Synoniemen
Antoniemen

Meer informatie

Verwijzingen

Gangbaarheid