• ver·sper·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord versperring versperringen
verkleinwoord versperrinkje versperrinkjes

de versperringv

  1. iets wat de toegang tot een voorwerp, gebouw of weg belemmert
    • Maar er lagen nogal wat versperringen en tijdens het rennen had hij naar rechts moeten uitwijken. In het begin had hij de lijn gevolgd die door de luitenant was uitgezet, maar met die fluitende kogels en granaten ga je uiteraard zigzaggen. [1] 
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 19
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be