• be·lem·me·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord belemmering belemmeringen
verkleinwoord belemmeringetje belemmeringetjes

de belemmeringv

  1. wat hinder en oponthoud veroorzaakt
    • Als er een belemmering is in de ademhaling krijg je het benauwd. 
    • Holwerda liet het bij die sleuven, die ook nog eens te smal waren om zelfs maar een goede eerste indruk te geven. Voor hem was dit geen belemmering om zaken soms mooier te maken dan ze waren, snel conclusies te trekken en daar nooit meer op terug te komen.[1] 
     Het door hen verorberde voedsel vormde geen enkele belemmering voor de activiteiten die op stapel stonden.[2]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]