eenrichtingsweg
- Geluid: eenrichtingsweg (hulp, bestand)
- IPA: / enˈrɪxtɪŋsˌwɛx / (4 lettergrepen)
- een·rich·tings·weg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eenrichtingsweg | eenrichtingswegen |
verkleinwoord | - | - |
de eenrichtingsweg m
- (verkeer) weg waarop de bestuurders in één richting rijden
- Een agent steekt boos zijn bezwete hoofd door het raam. „Zie je niet dat dit een eenrichtingsweg is?”, schreeuwt hij. [2]
- (figuurlijk) ontwikkeling die onvermijdelijk tot een bepaald gevolg leidt
- De vraag is of wij als Europeanen grensoverschrijdend willen blijven samenwerken of het gewoon opgeven en denken: het zal wel. Maar ik denk niet dat het een verloren zaak is. We zitten niet op een eenrichtingsweg richting Europese ontwrichting, we kunnen het tij nog keren. [3]
- Het woord eenrichtingsweg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Vermeulen, B.Buhari’s zege scheelt nu al een kleine omkoopsom (3 april 2015) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-07-12
- ↑ Vestager, M.interview in:Alonso, S.‘We zitten niet op een eenrichtingsweg naar Europese ontwrichting’ (1 december 2016) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-07-12