reisweg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- reis·weg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van reis zn en weg zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reisweg | reiswegen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de reisweg m
- reeks plaatsen waarlangs welke plaatsen je een bestemming bereikt
- (figuurlijk) wat iemand in zijn leven heeft meegemaakt, voorafgaande reeks gebeurtenissen
Synoniemen
- [1] route
- [2] levenspad
- [2] ontwikkelingsgang
Gangbaarheid
- Het woord reisweg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reisweg" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be