Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reis·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reisweg reiswegen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de reiswegm

  1. reeks plaatsen waarlangs welke plaatsen je een bestemming bereikt
  2. (figuurlijk) wat iemand in zijn leven heeft meegemaakt, voorafgaande reeks gebeurtenissen
Synoniemen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be