• weg·du·wen

wegduwen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegduwen
duwde weg
weggeduwd
zwak -d volledig
  1. door duwen iets of iemand van je af bewegen
    • First Lady Melania Trump duwde gisteren de hand van president Donald Trump weg toen hij deze wilde vastpakken. Michiel Andreae is lichaamstaalexpert en schrijft regelmatig over de lichamelijke uitingen van Donald en Melania Trump: De Trumps zijn het perfecte toonbeeld van alles wat er fout kan gaan op het gebied van lichaamstaal.[1] 
    • "Eerder in de wedstrijd schoot Deportivo de bal ook niet buiten de lijnen toen wij een blessuregeval hadden, dan doen wij dat ook niet, verklaarde Ramos. ,,De spelers van Deportivo kwamen allemaal op me af, Schär gaf me een kopstoot en alles wat ik deed was hem wegduwen.[2] 
    • Uit onderzoek van de Coalition for Better Ads, waar Google lid van is, blijkt dat mensen zich vooral ergeren aan pop-ups en aan video's met geluid die automatisch beginnen te spelen. Ook advertenties die de hele pagina wegduwen, zodat mensen een artikel niet meer kunnen lezen, en 'sticky ads', die niet weg te scrollen zijn, blijken lezers irritant te vinden.[3] 
  2. (figuurlijk) iets niet willen herinneren, ergens niet aan willen denken
    • Zijn ziekte weerhield hem er niet van de stad te besturen, al delegeerde hij steeds meer taken aan de locoburgemeesters. Spreken over zijn ziekte vindt hij lastig, zo zei hij in juli in het tv-programma Zomergasten. „Ik heb iets wegduwerigs.” Hij wilde zelf beslissen wanneer hij zou stoppen met werken. „Ik moet zorgen dat niemand mij erop hoeft te wijzen dat het tijd wordt.”[4] 
  3. stevige maaltijd eten
    • In werkelijkheid gaat het er eigenlijk meer om wat je eet voor (of tijdens) het drinken op de avond zelf. Als je een bodempje legt voordat je een avond uit gaat, zal dit ervoor zorgen dat de alcohol iets minder snel wordt opgenomen in het lichaam. De volgende ochtend een flink ontbijt wegduwen heeft dus voor de kater geen zin, dan is het eigenlijk al te laat..[5] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]
  1. de Telegraaf MARJOLEIN GEELS 23 mei 2017
  2. de Telegraaf 21 aug. 2017
  3. de Telegraaf 20 apr. 2017
  4. de Telegraaf 18 sep. 2017
  5. de Telegraaf 24 okt. 2016
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be