• weg·rui·men

wegruimen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegruimen
ruimde weg
weggeruimd
zwak -d volledig
  1. opruimen door zaken te verwijderen
    • Ze reflecteerden in alle rust op de dood en duizenden mensen maakten vervolgens een maaltje op zelfgemaakte barbecues. Volgens de burgermeester waren 'veel mensen dronken toen ze van de begraafplaats kwamen'. Bovendien moest de vuilinisophaaldienst alleen al op de Sint Lazarus-begraafplaats in Chisinau zo'n zestig ton afval wegruimen. [2] 
    • De andere obstakels wegruimen is een taak van elke lidstaat afzonderlijk. Als antwoord op het assertievere Rusland gaat de Navo daarnaast weer regelmatig zeer grote oefeningen houden (met rond 30.000 man), de eerste volgend jaar in Noorwegen. [3] 
  2. opruimen door iets op te bergen in een daarvoor bestemde ruimte