Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

wegmaken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegmaken
maakte weg
weggemaakt
zwak -t volledig
  1. expres er voor zorgen dat iets verdwijnt
    • De 39-vrouw die vrijdag werd aangehouden, is weer vrijgelaten. De politie verdenkt de 39-jarige Groningse van Turkse komaf het wegmaken van het lijk en/of van ’het beschikbaar stellen van haar woning’, maar die feiten zijn inmiddels verjaard. Justitie ziet dus geen reden haar langer vast te houden.[2] 
    • Een 35-jarige Poolse man kreeg daarom maandag voor doodslag op zijn echtgenote en het wegmaken van haar stoffelijk overschot twaalf jaar celstraf opgelegd. De officier van justitie had eerder veertien jaar gevangenisstraf geëist.[3] 
  2. per ongeluk iets kwijtraken of verliezen
  3. (medisch) iemand onder narcose brengen
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia MICK VAN WELY 23 nov. 2017
  3. de Telegraaf 27 feb. 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be