opruimen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·rui·men
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en ruimen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opruimen |
ruimde op |
opgeruimd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
opruimen
- overgankelijk iets uit de weg ruimen
- iets uitverkopen
- U krijgt vandaag 20% kassakorting, want we zijn aan het opruimen.
- iets in orde brengen, netjes maken
- Zo, opgeruimd staat netjes!
- ▸ Haar laatste boek is geen roman geworden. Renate Dorrestein ontdekte al opruimend zoveel spannends in haar huis dat er iets heel anders ontstond.[1]
- Kun jij die rotzooi even voor mij opruimen?
- (een gat) ruimer (dus groter) maken
Vertalingen
1. iets uit de weg ruimen
2. iets uitverkopen
3. iets in orde brengen, netjes maken
Gangbaarheid
- Het woord opruimen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "opruimen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Renate Dorrestein “'Bij je volle bewustzijn je laatste roman schrijven, dat leek me een opdracht waartegen ik niet was opgewassen'” (30 maart 2018), de Volkskrant
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be