rense
- ren·se
- Afgeleid van het Noorse woord ren.
Naar frequentie | 5681 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | rense |
tegenwoordige tijd | renser |
verleden tijd | rensa renset |
voltooid deelwoord |
rensa renset |
onvoltooid deelwoord |
rensende |
lijdende vorm | renses |
gebiedende wijs | rens |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak |
opmerking |
rense
- overgankelijk reinigen
- «Teppene er lette å rense, og har lang levetid.»
- De tapijten zijn gemakkelijk te reinigen en hebben een lange levensduur.
- «Teppene er lette å rense, og har lang levetid.»
- overgankelijk zuiveren
- «Jeg startet med å rense sår og gi dem antibiotika.»
- Ik begon de wonden te reinigen en gaf hen antibiotica.
- «Jeg startet med å rense sår og gi dem antibiotika.»
- overgankelijk (van vis of pluimvee) ingewanden verwijderen, wammen
- «Hun arbeider som mange av de andre jentene, med å rense fisk mange timer hver morgen.»
- Ze werkt met veel van de andere meisjes om meerdere uren per ochtend de vissen te wammen.
- «Hun arbeider som mange av de andre jentene, med å rense fisk mange timer hver morgen.»
- overgankelijk, (figuurlijk) uit de weg ruimen (een misverstand), oplossen (een conflict)
- overgankelijk, (religie) (zijn ziel) reinigen (van zonde)
- overgankelijk, (figuurlijk) (ethnisch) zuiveren (bevolkingsgroepen na afwijkende taal, cultuur, religie)
- [4]: rense for mistanke
van een verdenking ontlasten