wammen
- wam·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wammen |
wamde |
gewamd |
zwak -d | volledig |
wammen
- overgankelijk de ingewanden van een opengesneden vis verwijderen
- Die daar moeten nog gewamd worden.
de wammen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord wam
- Het woord wammen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wammen" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be