kaken
- ka·ken
- In de betekenis van ‘ingewandsverwijdering van haring via de kieuw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1462 [1]
- In de betekenis van ‘op het punt staan te braken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kaken |
kaakte |
gekaakt |
zwak -t | volledig |
kaken
- overgankelijk, (visserij) een vis van de ingewanden ontdoen
- Bij het kaken worden met een speciaal mesje de kieuwen en de ingewanden van de (nog niet geslachtsrijpe) haring verwijderd, op de alvleesklier na
- De haring wordt eenmaal aan boord onmiddellijk gekaakt.
1. een vis van de ingewanden ontdoen
de kaken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kaak
- Het woord kaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kaken" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "kaken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ka·ken
Naar frequentie | 4825 |
---|
kaken, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kak
kaken, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kake
- ka·ken
kaken, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kak