• ka·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord kaker kakers
verkleinwoord kakertje kakertjes

de kakerm

  1. (beroep) iemand die gevangen vis ontdoet van een deel van de ingewanden om houdbaarheid en smaak te verbeteren [2]
32 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[3]


  • ka·ker
Naar frequentie 4792

kaker

  1. tegenwoordige tijd van kake

kaker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van kak

kaker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van kake


  • ka·ker

kaker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van kake