-er
Huidig bestand |
---|
2.404 |
- IPA: /ər/
- -er
- [zelfstandig naamwoord 1,2] van Oudnederlands *-āri, -ere, van het Protogermaanse *-ārijaz, geleend van het Latijnse -ārius
- [bijvoeglijk naamwoord 1] van Oudnederlands -iro, -oro, van het Protogermaanse *-izô, *-ōzô.
- [zn 3, bv 2] van Oudnederlands *-āri, van het Protogermaanse *warjaz [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | -er | -ers |
verkleinwoord |
-er (vormt een zelfstandig naamwoord m)[2]
- toegevoegd aan de stam van een overgankelijk of inergatief werkwoord: het agens dat de actie van het werkwoord uitvoert
- instrument waarmee de handeling wordt verricht die het grondwoord noemt
- toegevoegd aan de eigennaam van sommige plaatsen en gebieden: de aanduiding van een inwoner of ingezetene
-er (vormt een bijvoeglijk naamwoord)[3]
- toegevoegd aan een bijvoeglijk naamwoord: de vergelijkende vorm
- toegevoegd aan de eigennaam van sommige plaatsen en gebieden: ter aanduiding van wat daar vandaan komt of er betrekking op heeft
-er (vormt een werkwoord) [4] [5]
- (verouderd) toegevoegd direct na de stam van een werkwoord, voor een eventuele uitgang levert het een frequentatief op, dat herhaling en intensiteit uitdrukt
- Zij knipperde met haar ogen toen ze uit de donkere berging weer in de hel verlichte keuken kwam.
- [zelfstandig naamwoord 1,2,3] -ster (vrouwelijk), -aar (cognaat), -ers (meervoud)
- [bijvoeglijk naamwoord 1] -st (overtreffende trap), -s (partitief), -der (met epenthesis)
- [bijvoeglijk naamwoord 2] -s
- [werkwoord] -el
- Er is ook een archaïsche uitgang -er voor de genitief (bezitsvorm) in het meervoud en de bij woorden met een vrouwelijk woordgeslacht de genitief en datief in het enkelvoud. Zie bijvoorbeeld woorden als aller, der, dezer en ter.
enige woorden met dit voorvoegsel die nog moeten worden aangebracht
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron W. Haeseryn e.a.“12.2.1.4.3 Het achtervoegsel -er” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
- ↑ Schönfeld, M. (ed. A. van Loey)Historische grammatica van het Nederlands (1970) 8e druk; N.V. W.T. Thieme & Cie in par. 191 (blz. 237);geraadpleegd 2014-05-18
- [A] van Oudnoords -ari, van het Protogermaanse *-ārijaz, van Latijn -arius, cognaat Angelsaksisch -ere en met Nederlands, Duits en Engels -er [1]
- [B] van dezelfde oorsprong in het Latijn als [A] maar ontleend via een Romaanse taal, vaak het Frans[2]
[A] -er
- maakt van een woord dat activiteit aangeeft
- de aanduiding voor een persoon die daarmee bezig is of dat als beroep heeft
- de aanduiding voor een voorwerp of toestel dat daarvoor gebruikt wordt
- maakt van de aanduiding van een groep of een categorie iemand die daartoe behoort
- maakt van een plaatsaanduiding de aanduiding voor iemand die uit die plaats
- maakt van een telwoord een woord dat die iets of iemand met die waarde of rang aangeeft
- (informeel) vormt een naamwoord van handeling bij een werkwoord
- (informeel) maakt een verkorting van een langer woord
[B] -er
- -ier, duidt een persoon met een bepaalde functie aan
- Verder is -er ook de uitgang van
- de tegenwoordige tijd van veel werkwoorden
- het meervoud van sommige zelfstandige naamwoorden
- ↑ -er1 en -er3 in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Danske Ordbog op website: ordnet.dk; geraadpleegd 2018-02-24
- ↑ -er2 in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Danske Ordbog op website: ordnet.dk; geraadpleegd 2018-02-24
-er
- toegevoegd aan de stam van een overgankelijk of inergatief werkwoord: het agens dat de actie van het werkwoord uitvoert
- toegevoegd aan de eigennaam van sommige plaatsen en gebieden: de aanduiding van een mannelijke inwoner of ingezetene
- toegevoegd aan een bijvoeglijk naamwoord: de vergelijkende vorm
-er
- Achtervoegsel van werkwoorden van de eerste verbuiging
- ambulare → aller
- Maakt van zelfstandige naamwoorden een werkwoord
- charge → charger
- van Oudnoords -ari, van het Protogermaanse *-ārijaz, geleend van het Latijnse -ārius, cognaat met Nederlands, Duits en Engels -er[1]
-er
- maakt van een woord dat activiteit aangeeft
- de aanduiding voor een persoon die daarmee bezig is of dat als beroep heeft
- de aanduiding voor een voorwerp of toestel dat daarvoor gebruikt wordt
- maakt van een plaatsaanduiding de aanduiding voor iemand die uit die plaats
- maakt van een telwoord een woord dat die waarde of rang aangeeft
- ↑ Bokmålsordboka op website Universiteit Bergen: uib.no; geraadpleegd 2017-11-25
- van Oudnoords -ari, van het Protogermaanse *-ārijaz, geleend van het Latijnse -ārius, cognaat met Nederlands, Duits, Engels -er en Frans -ier[1]
-er
- maakt van een woord dat activiteit aangeeft
- de aanduiding voor een persoon die daarmee bezig is of dat als beroep heeft
- de aanduiding voor een voorwerp of toestel dat daarvoor gebruikt wordt
- ↑ Nynorskordboka op website Universiteit Bergen: uib.no; geraadpleegd 2018-02-24