Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tag·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het engels
enkelvoud meervoud
naamwoord tagger taggers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de taggerm

  1. iets of iemand die mediabestanden voorziet van labels
     Face.com heeft een aantal apps, waaronder Photo Tagger, die dezelfde gezichten in fotocollecties groepeert, en Photo Finder waarmee de gebruiker foto's van zichzelf of anderen in een fotocollectie kan vinden.[1]
     De Amerikaanse online videotheek Netflix gaat op zoek naar een Vlaming of Nederlander die voor hen televisie wil kijken, om na het kijken alle mogelijke aspecten van de film of series te beoordelen. Die tags vormen mee de basis voor het gepersonaliseerde aanbod dat elke gebruiker krijgt. Hij of zij wordt de eerste tagger op het Europese vasteland.[2]
  2. iemand die zijn logo of handtekening met een verfspuit ergens op aanbrengt
     Het kunstwerk dat er donderdag onthuld werd, werd snel overklad. Een schare fans belaagde de 'tagger' en probeerde de schade vervolgens te herstellen, zei Cara Tabachnick aan New York magazine.[3]
  3. ruziemaker
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Heleen van Lier
    “Facebook koopt gezichtsherkenningbedrijf Face.com” (18-06-2012), Tubantia
  2.   Weblink bron
    dgs
    “Netflix zoekt ‘tagger’ voor Vlaanderen en Nederland” (20/11/2014), De Standaard
  3.   Weblink bron “Extra bewaking voor kunst van Banksy in New York” (20-10-2013), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be