afstikker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·stik·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afstikker | afstikkers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de afstikker m
- (beroep) iemand die bij het winnen van turf met een metalen blad aan een steel rechthoekige stukken veengrond lossnijdt
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'afstikker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.