• kaas·ma·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord kaasmaker kaasmakers
verkleinwoord

de kaasmakerm

  1. (beroep) iemand die kazen produceert
     Zo ook Majd Doghmosh (30), een Syrische kaasmaker die sinds 2014 samen met zijn vrouw Hanadi en twee dochters in Zaandam woont. "Ik maak Shamdam-kaas, Sham is de Syrische naam van Damascus en dam omdat alle kaasmerken in Nederland eindigen op dam."[2]
     Onbeperkt massages en altijd kunnen luieren op een waterbed. Klinkt als een droomleven, maar voor de koeien van kaasmaker Femke (30) uit Deurningen is het dagelijkse realiteit.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Syrische ondernemers in Nederland lopen vast” (Vrijdag 16 februari 2018), NOS
  3.   Weblink bron
    Bobby Schinkel
    “De koeien van Femke krijgen massages en een waterbed” (Zaterdag 2 juni 2018), NOS