Nazarener

Niet te verwarren met: nazarener

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  Nazarener    (hulp, bestand)
• IPA: /nazaˈrenər/

Woordafbreking

• Na·za·re·ner

Woordherkomst en -opbouw

• Herkomst: Hebreeuws (vernederlandste vorm)

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	Nazarener	Nazareners
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Nazarener m

1. (Jiddisch-Hebreeuws) iemand afkomstig/inwoner uit Nazareth, bijv. Jezus (Matt. 2:23)

Schrijfwijzen

• Nazareeër, Nazoreeër

Vertalingen

    1.inwoner van Nazareth   

Spaans: nazareno (es)

Gangbaarheid

• Het woord Nazarener staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.