zemelknoper
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zemelknoper (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ze·mel·kno·per
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zemelknoper | zemelknopers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de zemelknoper m
- zeur, zemel, zemelaar
- «Wel heden Sinjeur, Wat ben jy vriendelyk, hernam de zemelknoper, om jou pleizier te doen, zal ik dan plaats nemen;[1]»
Gangbaarheid
- Het woord 'zemelknoper' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.