Nederlands

 
[1] computer timer
[2] 10 minuten timer
Uitspraak
Woordafbreking
  • ti·mer
Woordherkomst en -opbouw

uit het Engels timer = klok

enkelvoud meervoud
naamwoord timer timers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de timerm

  1. klok (in computers en andere electronische apparatuur)
    • In iedere computer zit een timer die bepaalt hoe snel de berekeningen worden uitgevoerd. 
  2. wekker
    • Voor je gaat bakken moet je de timer van de over op 60 minuten zetten. 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be