grensganger
- Geluid: grensganger (hulp, bestand)
- grens·gan·ger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grensganger | grensgangers |
verkleinwoord | grensgangertje | grensgangertjes |
de grensganger m
- persoon die in het ene land woont en in het andere land zijn werk heeft
- ▸ Hij loopt als grensganger verschillende steunregelingen mis, in Nederland én Duitsland. De CDA-fractie informeert of het college van Dinkelland contact heeft gehad met hem. ,,En op welke manier wordt hij geholpen?”, wil Paus weten. Het raadslid stelt vast dat overheden in situaties als deze naar elkaar wijzen wanneer ze een verzoek krijgen voor het verlenen van coronasteun. ,,Er wordt gezegd dat duizenden ondernemers in de grensregio niet voor steun in aanmerking komen”, gaat ze verder. Bekend is dat meerdere ondernemers uit de gemeente Losser in hetzelfde schuitje zitten als Van der Heide. De Euregio heeft het probleem herhaaldelijk aangekaart, een oplossing is er nog niet.[2]
- persoon die de landsgrens oversteekt
- ▸ De controles beginnen namelijk al twintig kilometer voor de eigenlijke grens. De smokkelaars geven de mobilisatie-ontduikers een lift en wijzen de weg. Gaan lopen op eigen houtje, zonder kennis van het onherbergzame gebied, is riskant. Onlangs kwam een grensganger die verdwaalde om het leven door onderkoeling, toen het plotseling koud werd in de bergen.[3]
- [1] pendelaar
- Het woord grensganger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ grensganger op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Tim Nijhof“Zorgen om Twentse ondernemers die coronasteun mislopen omdat ze over de grens wonen: ‘Vallen tussen wal en schip’” (28-01-2022,), Tubantia
- ↑ Weblink bron Wessel de Jong“Liever niet vechten, maar vluchten over de bergachtige Oekraïens-Roemeense grens” (Vrijdag 10 november 2023, 19:45), NOS