Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gan·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ganger -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gangerm

  1. iemand die zich verplaatst
Verwante begrippen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • gan·ger
Naar frequentie 20012

Werkwoord

ganger

  1. tegenwoordige tijd van gange


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • gan·ger
Naar frequentie 328

Zelfstandig naamwoord

ganger

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van gang
Uitdrukkingen en gezegden
  • flere ganger
meerdere malen
meermalen
verscheidene malen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • gan·ger

Zelfstandig naamwoord

ganger

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van gang