Nederlands

 
feestgangers op de kermis
Uitspraak
Woordafbreking
  • feest·gan·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord feestganger feestgangers
verkleinwoord feestgangertje feestgangertjes

Zelfstandig naamwoord

de feestgangerm

  1. iemand die naar een feest gaat
    • Volgens de politie zal het dodental waarschijnlijk nog verder stijgen. Zaterdag konden autoriteiten de dood van negen personen bevestigen, maar toen al vreesde men voor meer slachtoffers omdat er nog 25 feestgangers werden vermist. Hoeveel vermisten er nu nog zijn, kon de politie niet zeggen, schrijft Reuters. De zoektocht kan volgens de LA Times nog twee dagen duren.[2] 
     Voor feestgangers die op een andere plek de vrijheid willen vieren, is in Het Volkspark een ander, gratis evenement voor de jeugd. Het Vrijheidsfestival in Enschede is een evenement met activiteiten en muziek voor kinderen en jeugd van 0-17 jaar. Het festival is gratis toegankelijk voor iedereen. Dat evenement is van 12.00 uur tot 18.00 uur.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Sam de Voogt 4 december 2016
  3.   Weblink bron
    Joost Dijkgraaf
    “Bevrijdingsfestival in Enschede stijf uitverkocht: ‘Al wachtlijst van 3.000 man’” (03-05-2022), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be