blindganger
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: blindganger (hulp, bestand)
Woordafbreking
- blind·gan·ger
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘niet ontploft projectiel’ voor het eerst aangetroffen in 1943 [1]
- Samenstellende afleiding van blind en gang met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blindganger | blindgangers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een explosief of wapen dat niet op het oorspronkelijk bedoelde moment afgegaan is; ook figuurlijk gebruikt
- Hij werd het slachtoffer van een NAVO-blindganger, waarschijnlijk een 40mm-granaat. Ook de Nederlandse krijgsmacht, die vooral in de provincie Uruzgan actief was, gebruikte deze granaten.[4]
- Toch draait het kabinet na verloop van tijd bij. Als steeds meer explosief jihadistisch vuurwerk naar Syrië vertrekt groeit de angst voor terugkerende blindgangers in Nederland. Na de schietpartij in Brussel, waar zo’n volledig doorgedraaide jongen vier mensen doodschoot, ging Opstelten overstag. [5]
Vertalingen
1. een explosief of wapen dat niet op het oorspronkelijk bedoelde moment afgegaan is
Gangbaarheid
- Het woord blindganger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blindganger" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "blindganger" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blindganger op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joeri Boom 1 maart 2016
- ↑ NRC Rosanne Hertzberger 8 november 2014
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be