Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·gan·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van voor en gang met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord voorganger voorgangers
verkleinwoord voorgangertje voorgangertjes

Zelfstandig naamwoord

de voorgangerm

  1. de persoon die voorafgaand aan een zeker persoon dezelfde positie bekleedde
    • Zijn voorganger had alle documentatie netjes achtergelaten. 
     Nobelen uit vorige eeuwen hadden het eiland volgebouwd met hun pronkpalazzi en de kieren die toevallig ontstonden tussen de wereldwonderen in, moesten maar als straat dienen. Wie zich wil verplaatsen in Venetië moet voortdurend om het exhibitionistische vertoon van liefde voor de stad van zijn voorgangers in deze stad heen lopen.[1]
     Naast opvoeringen door paarden was er ook muziek van Andrew Lloyd Webber en mezzosopraan Katherine Jenkins. Hoogtepunten uit het Britse verleden kwamen voorbij onder het motto 'In galop door de geschiedenis', waarvoor actrice Helen Mirren zich verkleedde als voorganger en naamgenoot van de huidige koningin, Elizabeth I.[2]
  2. (religie) dienstdoende predikant in een kerkdienst
    • De voorganger hield een betoog over vertrouwen. 
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 23
  2.   Weblink bron “Queen Elizabeth geniet zichtbaar van paardenshow” (16 mei 2022), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be