• fiel·der
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord fielder fielders
verkleinwoord

de fielderm

  1. (sport) veldspeler (in een honkbalteam of cricketteam)
     Het feest in Boston kon woensdag eigenlijk al vroeg beginnen. De beslissing viel al in de derde en de vierde inning. De grote held van de Sox was right fielder Shane Victorino. In de derde inning sloeg hij een tweehonkslag met al drie honken bezet, waarmee de stand direct op 3-0 kwam. Ook in de vierde inning haalde hij een run binnen. De stand na deze slagbeurt was al 6-0.[1]
27 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron “Boston Red Sox winnen World Series” (31-10-2013), Tubantia
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be