• kok·ker
vervoeging van
kokkeren

kokker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kokkeren
    • Ik kokker. 
  2. gebiedende wijs van kokkeren
    • Kokker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kokkeren
    • Kokker je? 
38 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be