Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boo·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomer boomers
verkleinwoord boomertje boomertjes

Zelfstandig naamwoord

de boomerm

  1. persoon van gevorderde leeftijd die ouderwetse denkbeelden en conservatieve opvattingen heeft