babyboomer
- Geluid: babyboomer (hulp, bestand)
- ba·by·boo·mer
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘iem. geboren tussen’ voor het eerst aangetroffen in 1945 [1]
- Van het Engelse babyboomer
- afgeleid van babyboom met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | babyboomer | babyboomers |
verkleinwoord | babyboomertje | babyboomertjes |
de babyboomer m
- iemand die tijdens een geboortegolf geboren is, maar in het bijzonder die plaatsvond na de Tweede Wereldoorlog
- Een op de vijf Britse babyboomers is probleemdrinker. [3]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord babyboomer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.