loner
  • lo·ner
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord loner loners
verkleinwoord

de lonerm

  1. iemand die alles alleen doet
     "Toots was geen loner, maar een echte band guy met een unieke act. Hij kon overal worden ingezet."[2]
     In een interview met de krant Le Soleil vertelt een klasgenoot dat de verdachte een loner is zonder vrienden. Volgens een buurman is het een rustige man die nooit over extremistische politiek sprak.[3]
  1. loner op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “'Toots is mijn muzikale vader'” (22-08-2016), NOS
  3.   Weblink bron “'Verdachte aanslag Quebec heeft rechts-extremistische ideeën'” (30-01-2017), NOS