banner
- ban·ner
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | banner | banners |
verkleinwoord | bannertje | bannertjes |
de banner m
- (internet) horizontale strook aan de bovenkant van een webpagina's die kan worden gebruikt voor advertenties
- ▸ Op plus.nl staat net nu een banner: ontdek de reis van jouw banaan van de plantage in Colombia tot in je winkelmand.[1]
- reclame of andere informatie afgedruk op een verticaal gespannen strook van flexibel materiaal
- ▸ ‘Welcome home’, staat er op een grote banner bij de entree van het stadion.[2]
-
2. Een banner van Wikimedia.
-
2. Drie banners bij een winkel.
- Het woord banner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Martine Kamsma“Klimaatneutrale thee, bestaat dat?” (14 oktober 2019) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Fabian van der Poll“Het ingestorte dak schiep ook een band binnen AZ” (13 december 2019) op nrc.nl
- Geluid: banner (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈbænɚ/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
banner | banners |
banner
- vaandel, banier
- spandoek
- (militair) (geschiedenis) vendel, groep soldaten die onder hetzelfde vaandel strijdt
- (figuurlijk) leus, leuze
- (media) strook bovenaan een voorpagina met de naam van een krant of een strook boven een artikel met een kop boven de eigenlijke titel
- (internet) banner horizontale strook aan de bovenkant van een webpagina's die kan worden gebruikt voor advertenties