• leu·ze
enkelvoud meervoud
naamwoord leuze leuzen
verkleinwoord leusje leusjes

de leuzev / m

  1. korte formulering, gebruikt als aansporing naar een groot aantal mensen
    • Op het spandoek van de vredesdemonstranten stond de leuze 'kernwapens de wereld uit te beginnen in Nederland'. 
     Eind jaren zeventig/begin jaren tachtig werd in Nederland massaal gedemonstreerd tegen de aanwezigheid van kernwapens. Dat gebeurde onder de leuze ‘Help de kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland’.[4]
79 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]