bommer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bom·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bommer | bommers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bommer m
- iemand die hoog opgeeft over zichzelf
Synoniemen
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord bommer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.