• zelf·bom·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfbommer zelfbommers
verkleinwoord

de zelfbommerm

  1. iemand die zichzelf opblaast bij een bomaanslag
     Hamas en de Islamitische Jihad, die vrijwel alle aanslagen opeisen, wijzen elke vorm van vrede met Israël af. Zodra vredesbesprekingen op de agenda staan, gaan de «zelfbommers» van Hamas en de Islamitische Jihad op stap en escaleren de verhoudingen tussen Israëli’s en Palestijnen.[1]
  1.   Weblink bron “Zelfbommers” (18 augustus 2001), de groene Amsterdammer